De combinatie driving range en hole 1 t/m 4

Tekst van Rob Bom, voorzitter regel- en handicapcommissie.

In dit artikel wil ik ingaan op de regeltechnische aspecten met betrekking tot de unieke situatie op onze baan waarbij het baangedeelte waarop hole 1 t/m 4 liggen tevens dienst doet als driving range. 

Er zijn een aantal zaken waar we, als het gaat om een juiste toepassing van de regels, rekening mee zullen moeten houden:

1) De afslagmatten van de driving range:

Deze matten liggen binnen de grenzen van de officiële baan en komen eigenlijk alleen maar in het spel bij het spelen van hole 4. Het kan zijn dat de bal van de speler op één van de matten terecht komt of op één van de tegels die onder de matten liggen. Of de speler heeft last van de matten of tegels bij het maken van zijn swing of het innemen van zijn stand.

In een dergelijk geval biedt regel 16-1 uitkomst. De afslagplaatsen zijn vaste obstakels en mogen derhalve zonder straf worden ontweken. Dit betekent dat de speler het dichtstbijzijnde punt mag opzoeken waarbij het obstakel geheel wordt ontweken. Vanaf dat punt moet de bal worden gedropt binnen één stoklengte (en niet dichter bij de hole). De bal moet de grond raken en blijven liggen binnen deze dropzone.

 

2) De afslaghut:

Men zou kunnen denken dat de afslaghut, evenals de afslagmaten die zijn besproken in het voorgaande punt, een vast obstakel is die men zonder straf mag ontwijken. Dat is echter niet het geval. De afslaghut staat namelijk volledig buiten de baan.

Dit betekent dat, als de bal van de speler in de afslaghut terecht komt, deze “buiten de baan (out of bounds)” ligt. De speler zal terug moeten naar de plek waar de laatste slag is gedaan en daar, met één strafslag, een nieuwe bal in het spel brengen.

Ook als de bal zodanig ligt dat de speler last heeft bij het innemen van zijn stand of de ruimte voor zijn voorgenomen swing, is er geen sprake van een “vrije drop”. Die krijgt men namelijk alleen als een vast obstakel zich binnen de grenzen van de baan bevindt.

In dit geval zal de speler verder moeten met één van de opties genoemd in regel 19 (“Onspeelbare bal”), allemaal met bijtelling van één strafslag. Dit betekent dus ofwel:

a. terug naar de plaats waar de laatste slag is gedaan en een nieuwe bal in het spel brengen, ofwel

b. Een bal droppen binnen twee stoklengtes (gerekend vanaf de plaats waarde bal onspeelbaar ligt) en niet dichter bij de hole. De bal moet de grond raken en blijven liggen binnen deze dropzone.

c. De derde optie (in een rechte lijn naar achteren, bezien vanuit de vlag van hole 4) zal in vrijwel alle gevallen onmogelijk blijven omdat men dan altijd buiten de baan zal uitkomen.

 

3) De oefengreen:

Mocht een bal van de speler bij het spelen van hole 1 of 4) terecht komen op de oefengreen dan moet verder worden gespeeld volgens regel 13.1f (Verkeerde green). Het is verboden om de bal vanaf de oefengreen te spelen. Men moet in zo’n geval het dichtstbijzijnde punt opzoeken waarbij de green volledig wordt ontweken. Vanaf dat punt moet de bal worden gedropt binnen één stoklengte (en niet dichter bij de hole). De bal moet de grond raken en blijven liggen binnen deze dropzone.

4) De afstandsborden

De afstandsborden (die aangeven hoe ver men heeft geslagen op de driving range) zijn, net als de afslagmatten, vaste obstakels en mogen dus worden ontweken als de speler last heeft van het bord bij het innemen van zijn stand of de ruimte voor zijn voorgenomen swing. Regels 16 is van toepassing.

Let echter wel op. De regel mag alleen worden toegepast als er hinder is van het afstandsbord. Er is geen sprake van een vrije drop als de speler (tevens) last heeft van de boom of struik waar het bord tegenaan staat. Wat men zou moeten doen is beoordelen of men een slag zou hebben als het bord er niet gestaan had. Is dat het geval dan is er sprake van een vrije drop, anders zal de speler de bal onspeelbaar moeten verklaren en verder spelen onder regel 19.

 

5) De “ballenraper”

Op de driving range wordt, zoals bekend wordt verondersteld regelmatig gebruik gemaakt van een apparaat om ballen te rapen na gebruik van de driving range. U weet wel, dat ding met de ronde schijven dat voor of achter op een trekker wordt gemonteerd.

Het kan zijn dat een speler last heeft van dat ding bij het spelen van zijn bal.

Wat is nu de status van dit apparaat? Regeltechnisch gezien hebben we het over een los obstakel. Het is namelijk verplaatsbaar. Dit betekent dat een speler het recht heeft om de ballenraper te verplaatsen als er sprake is van belemmering. Als de bal daarbij verrolt dan moet de speler de bal terugplaatsen vóór hij een slag doet.

Nu kan ik mij voorstellen dat veel spelers het verplaatsen van de ballenraper te omslachtig vinden, of simpelweg de ballenraper niet kunnen verplaatsen. Ook in dat geval bieden de regels een uitweg. Het is namelijk zo dat, als een los obstakel alleen met zeer veel moeite te verplaatsen is, het automatisch een vast obstakel wordt. Dan heeft de speler het recht om , zonder straf, het dichtstbijzijnde punt te bepalen waar hij geen last heeft van de ballenraper. Vanaf dat punt moet de bal worden gedropt binnen één stoklengte (en niet dichter bij de hole). De bal moet de grond raken en blijven liggen binnen deze dropzone.

 

6) De bal van de speler wordt gestopt of van richting veranderd door een driving range bal

In het geval dat de bal van de speler wordt gestopt door een verdwaalde driving range bal die niet is opgeruimd is er sprake van invloed van buitenaf. In zo’n geval heeft de speler botte pech en zal de bal moeten spelen vanaf de plaats waar deze uiteindelijk terecht komt.

Regel 11 is in dit geval van toepassing. Uiteraard krijgt de speler in zo’n geval geen straf.

 

Rob Bom

Coördinator Handicap en Regelcommissie

 

 

Regelinformatie Overzicht